Een verhaal in 7 delen – deel 2 van 7
De bokkenpruik
Net buiten het dorp, aan de rand van het bos, stond een kleine hut. Hierin woonde een oude vrouw waarvan men zei dat ze toverkracht bezat. Klop, klop. Zonnestraal klopte op de deur van de bejaarde dame. Na enige tijd werd er langzaam open gedaan. “Oh,” zei het gerimpelde gezicht, “waar kom jij een oude vrouw mee lastig vallen?” “Plaaggeest noemt me altijd Bokkenpruik, en dat ben ik spuugzat”, zei ze verbeten tegen de oude. “Ik wil iets zodat hij me nooit meer zal pesten.” De heks keek haar eens onderzoekend aan, dacht diep na en stak haar wijsvinger in haar mond. Toen hield ze haar vinger in de lucht en zei “aha, uit die hoek waait de wind. Ik heb de oplossing voor je die je zoekt. Maar je moet er wel iets voor over hebben. Ik wil je gouden ketting hebben.” “Je mag mijn gouden ketting, ik krijg van mijn vader heus wel een nieuwe,” zei het meisje. “Dat is goed,” zei de oude vrouw. “Luister goed, ik vertel dit maar een keer.”
Het meisje volgde de aanwijzingen van de oude vrouw op. De eerstvolgende avond dat het volle maan was sloop ze het huis uit, liep het dorp uit en zo het bos in. In het midden van het bos vond ze het meer waarover de oude gesproken had. Ze ging aan de rand van het meer zitten en wachtte tot de maan zich vol weerspiegelde in het meer. Toen kleedde ze zich uit en liep langzaam het water in. “Kopje onder,” had de heks haar op het hart gedrukt, “anders werkt het niet.” Ze rilde, maar deed wat was opgedragen. Met haar duim en wijsvinger kneep ze haar neus dicht en dook onder water. Haar goudblonde haren waaierden om haar heen en boven zich zag ze de volle maan. Plots flitste er iets langs haar in het water en met een gil kwam ze snel boven. Wat was dat? Ze zag iets zwarts dat draaide en haar aan leek te kijken. Vliegensvlug vloog ze de kant op waar ze buiten adem bleef zitten. In het water was niets meer te bekennen. Ze kleedde zich met trillende handen weer aan en liep terug naar huis. Bij haar slaapkamer aangekomen deed ze eerst de deur dicht om vervolgens de olielamp aan te steken.
Ze gilde zo hard dat ze het hele huis wakker maakte. Haar vader rende met verwarde haren op zijn pantoffels de trap op. Daar zag hij Zonnestraaltje voor de spiegel staan. Met een trillende vinger wees ze op haar spiegelbeeld. In de plaats van haar goudblonde lokken was een heuse bokkenpruik gekomen. Haar trillende handen voelden zelfs twee piepkleine hoorns. “Vader, haal dat ding eraf” gilde ze. Maar hoe zij ook stampvoette en hoe haar vader ook trok, aan haar haren, aan haar hoorntjes of zelfs aan haar oren, de bokkenpruik ging niet af. Tenslotte gaven ze het op. Haar vader vertrok naar zijn kamer en uitgeput viel ze uiteindelijk in slaap.
“Plaaggeest noemt me altijd Bokkenpruik, en dat ben ik spuugzat”, zei ze verbeten tegen de oude.
Kan zonder de komma na Bokkenpruik.
Hahaha, taal is toch een dingetje ;-) Ik heb ook nog opgezocht of het een bokkepruik moet zijn of een bokkenpruik. Dat laatste bleek het geval.