Een verhaal in 7 delen – deel 5 van 7
Het kasteel
De marmeren vloer en trap glommen haar tegemoet. Langzaam liep ze naar binnen. Het meisje was terecht gekomen in een grote hal waarin een brede marmeren trap zichtbaar was. “Hallo” riep ze, maar niemand antwoordde. Tree voor tree liep ze de grote trap op terwijl ze riep. Haar stem galmde door de ruimte, maar er kwam geen geluid terug. Bovengekomen zag ze een lange gang met zeven deuren. Ze opende lukraak een deur en stapte naar binnen. Midden in de kamer stond een groot hemelbed, met rode pluchen gordijnen. Op de muren waren rode klaprozen geschilderd en op de vloer lagen rozerode Perzische tapijten. Maar het opvallendste waren nog wel de spiegels. Overal in de kamer stonden of hingen spiegels. In alle soorten en maten waren ze daar. Groot, klein, vierkant, rond, prachtig afgewerkt en zonder rand. En overal waar ze keek, zag ze zichzelf.
Au, het deed haar zeer zichzelf zo te zien. Omdat ze er niet omheen kon ging ze voor de grootste spiegel staan. “Hmpf” zei ze, en meteen wist ze van wie deze kamer was. Ze dacht aan zijn chagrijnige gezicht en herinnerde zich dat ze dat heel vervelend vond. Doordat hij zo keek wist ze niet of hij nu kwaad was of niet en wist ze niet hoe ze moest reageren. Toen ze dat bedacht realiseerde ze zich ook dat de mensen dat ook wel eens van haar zouden kunnen denken. Hoe moest iemand dat van haar weten? Als ze niet chagrijnig zou kijken? Ze probeerde haar mondhoeken op te trekken. In de spiegel zag ze een griezelige grijns. Geschrokken deinsde ze terug en liep de kamer uit.
In de gang probeerde ze een volgende deur. De kamer was donker, alleen de kaarsen gaven een flakkerend zwak licht. De gordijnen zaten potdicht door de geur van wierook werden haar ogen zwaar. Ze liep naar de gordijnen om ze open te doen en naar buiten te kijken, maar tot haar verbazing kwam er achter het gordijn een spiegel tevoorschijn. De spiegel liet haar van top tot teen zien. Het beeld vervaagde en er kwam een herinnering opzetten. Alsof ze naar een film keek trok het beeld aan haar voorbij in de spiegel. Ze zag haar vader die haar in slaap wiegde, toen ze nog heel klein was. Hij zong voor haar. Haar mondhoeken kwamen in beweging terwijl ze zacht mee neuriede “ik zag twee beren broodjes smeren”. Als kind kirde ze van pret en klapte ze in haar handjes als ze bij het laatste stukje kwamen “hihihi, hahaha, ik stond erbij en ik keek er naar.” Zacht klapte ze ook nu in haar handen “hihihi hahaha.” Voordat ze de kamer verliet keek ze nog een keer om naar de spiegel. Die was nu weer helemaal donker, net als daarvoor.
De derde deur bracht haar naar een spierwitte kamer. Hola, hier waren de spiegels rondom opgesteld zodat ze zichzelf van alle kanten kon bekijken. Op diverse tafels lagen vellen wit papier en potloden. Weer drong een herinnering zich aan haar op. Als kind vond ze het heerlijk om te tekenen. Ze tekende haar kamer, het raam, haar vader en zichzelf. Ze ging aan een tafel zitten en begon, zonder in de spiegel te kijken, zichzelf te tekenen. Zichzelf, zoals ze zich herinnerde. Als klein meisje spelend in het gras, van madeliefjes een krans vlechtend, genietend van de zon. Zonder dat ze er erg in had speelde een lichte glimlach op haar gezicht.
De tekening schoof ze gauw in de zak van haar jurk voor ze verder liep naar de vierde kamer. Het kasteel begon vertrouwder aan te voelen en met een lichter gevoel opende ze de deur van de vierde kamer. “Huh, vat is dreemd, eh, dat is vreemd” dacht ze. De kroonluchter stond op de vloer en het bed hing aan het plafond. En de spiegels weerspiegelden haar niet op de gebruikelijke manier. Wanneer ze in de ene spiegel keek was ze lang en dun en wanneer ze in de andere spiegel keek weer kort en dik. Ze stelde zich voor hoe haar vader eruit zou zien in deze spiegels en kon een grijns niet onderdrukken. In de derde spiegel waren haar tanden goed te zien, net als bij een konijn.
Ze werd nu heel benieuwd naar de vijfde kamer. Met een glimlach opende ze de deur en begon onmiddellijk te niezen. “Hahahahahatsjie”, proestte ze het uit. Het galmde luid door de gangen en de marmeren hal van het kasteeltje. Snel deed ze de deur weer dicht en liep naar de volgende kamer.
Deur nummer zes bracht haar naar een hele mooie, zachte kamer. De wanden waren geschilderd alsof kinderen met waterverf hadden gespeeld en ze werd ondergedompeld in een kleurig bad van zachtroze, zachtgeel en zachtgroen. Langzaam ging ze zitten op een stoeltje bekleed met een zachtblauwe pluchen stof. Op het tafeltje naast haar stond een ouderwetse handspiegel. De kleine edelstenen in de goud gekrulde rand sprankelden haar tegemoet. Ze genoot van de schoonheid van deze kamer. De spiegel was niet groot en liet alleen haar gezicht zien. Ze zag dat ze een glimlach droeg en verbaasd over zichzelf genoot ze hier ook van. Wat was dat lang geleden, ze was vergeten hoe heerlijk het was om te lachen.
Na een tijdje genieten besloot ze met tegenzin om te vertrekken. Er was nog meer te ontdekken en ze moest toch een keer terug naar huis zien te komen, of niet? Op de gang aangekomen bleek er nog een deur te zijn die ze eerder over het hoofd had gezien. Er leek wel geluid uit te komen. Ze luisterde aan de deur, maar ze kon niet goed horen wat de stemmen zeiden. “Sorry dat ik stoor,” zei ze, terwijl ze de deur opende en haar hoofd om het hoekje stak, “ik zoek de weg terug.” Tot haar verbazing waren er helemaal geen mensen in de kamer. Ook hier trof ze diverse spiegels, maar toen ze er in keek zag ze allemaal komische taferelen. Ze liep de spiegels allemaal na, terwijl haar lach steeds groter werd. Uiteindelijk schaterde ze het uit bij een film van een dikke en een dunne meneer waarvan de ene een lange plank over de schouder droeg. Iedere keer als hij omdraaide moest de ander bukken. Het kwam steeds onverwacht maar ging iedere keer net goed.