Wie het laatst lacht…

Ricky Gervais eindigt zijn show “Humanity” met een pleidooi voor de lach. Vind de humor in ieder probleem en lach, ook aan het eind van je leven.

Zijn moeder overlijdt en alle vier de kinderen krijgen een taak te doen bij het regelen van de begrafenis. Ricky’s grote broer, Bob, is de grootste grapjes van het gezin.

Zelfs bij haar begrafenis. Mijn moeder ging eerst, mijn vader ging nog even door. Eerst nog wat biertjes drinken en toen ging hij ook.

We hadden allemaal een taak. Ik regelde de bloemen en de catering, mijn broer Bob zag de plaatselijke dominee, dat was niet slim. We gingen nooit naar de kerk, hij kende ons niet.

Hij zei tegen Bob: Vertel me eens over je moeder zodat ik iets kan zeggen. Bob zag dat als een kans. Bob zegt met een bloedserieus gezicht: “Ze was een echte racist.” De dominee antwoordde: “Oh, dat kan ik niet zeggen.” Waarop Bob zegt: “Zeg dan dat ze graag tuinierde.”

Bob probeerde iets door te krijgen waar iedereen om zou moeten lachen. Hij had ons niks verteld. En het was hem gelukt.

Wij (kinderen) heten Ricky, Robert (Bob), Marscha en Larry. Larry is de oudste, hij is al in de 70, geboren in de oorlog. Ik zag hem altijd als de verstandigste. De eerste, maakte zich altijd zorgen. Mijn moeder vertelde dat hij haar als tiener geld gaf om te helpen. Hij is een goeie vent, Larry.

Bob geeft de dominee de verkeerde naam. We weten van niks. We zitten allemaal in de kerk. De begrafenis start. Veel mensen. De kist komt eraan. De dominee loopt naar de preekstoel. Vol zelfvertrouwen met zijn aantekeningen. En hij zegt:

“Eva laat vier kinderen achter. Ricky. Robert. Marscha en Barry. En wij moesten lachen. Bob zit in zijn vuistje te grinniken. Iedereen heeft het door. We lachen allemaal. We zien Larry achterom kijken en mompelen dat de dominee er niks van bakt. De hele kerk gonst. Iedere keer als we eraan denken beginnen we weer. Larry schudt zijn hoofd. We zitten te giechelen. De slappe lach. Uiteindelijk zien we bij Larry ook de schouders schudden. De dominee denkt: “Wat heb ik gezegd?”

Er zaten ook andere dingen in waardoor we moesten lachen. Kleine leugentjes of iets wat net fout was. Mijn neefjes en nichtjes begonnen te huilen en ik deelde tissues uit. Ze haalden er een uit het pakje en gaven het pakje door aan de rest. Maar voor de begrafenis had ik de tissues eruit gehaald, erop geschreven, voorzichtig weer opgevouwen en teruggestopt in het pakje. Er stond op: “Stomme huilebalk”. Dan moesten ze lachen.

Het was dus een gekkenhuis. Van alles wat de dominee zei moesten we lachen. Je zag dat de dominee van slag was. Hij sloot af en liep direct door naar Bob en mij en zei: “Sorry, was dat ok?” Bob en ik antwoordden: “Dat was fantastisch man, echt geweldig.”

Dat is wat ik bedoel. We gaan allemaal dood. Dus we moeten lachen. Als je kan lachen in de slechte tijden, dan kun je niet kapot. Bob en ik hadden een simpele regel, en dat was: “als je iets grappigs bedenkt, zeg het. Win, lose or draw. Het kan goed gaan, het kan slecht gaan. Maar je moet het zeggen, vergeet dat niet.

Ik sluit hiermee af. We zitten allemaal in de auto. Bob rijdt. Volle bak. We gaan naar het strand. We worden gecontroleerd. Door een Britse agent. Hij houdt ons tegen. Hij vraagt: “Waar gaat u heen?” Bob zegt: “Bognor.” Hij zegt: “Wilt u de achterbak opendoen?” Hij kijkt erin. Hij bekijkt alles. Hij komt terug naar Bob. Loopt terug. Hij heeft een spiegel op een stok. Hij kijkt onder de auto. Terwijl hij dat doet valt zijn helm af. En uit de helm valt een pakje sigaretten. De agent zegt: “U vroeg zich zeker altijd al af wat wij onder de helm droegen.” Bob zegt: “Geen hersens, dat wist ik wel.”

Dit bericht is geplaatst in Media & beroemdheden, Werk, leven en spelen. Bookmark de permalink.